Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarna hief Aaron zijn handen op tot het volk, en [26]zegende hen; en [27]hij kwam af, [28]nadat hij het zondoffer, en brandoffer, en dankoffer gedaan had. 26. Te weten, als priester, wiens ambt was, de geestelijke goederen met leren, offeren en bidden het volk Gods uit te delen. De publieke zegening nu is geweest een soort van gebed, waarvan wij het formulier lezen, Num.6:23. 27. Te weten, van het kleine heuveltje, niet steil, maar ellengskens opgaande, waarop het altaar stond, zodat men bekwamelijk rondom zien kon wat er op geschiedde. Vergelijk Ex.20:26; anders, afgekomen zijnde. 28. Hebreeuws, van het doen des zondoffers, brandoffers, enz.